Rabbit-proof Fence
Rabbit-Proof Fence is gebaseerd op een waargebeurd verhaal van drie Aboriginalmeisjes die te voet tweeduizend kilometer aflegden op zoek naar hun moeder. Het verhaal begint in Australië in 1931 wanneer de overheid de drie meisjes bij hun moeder weghaalt en naar kamp Moore River brengt.
In dit kamp worden Aboriginal kinderen met een blanke vader opgevoed tot huishoudpersoneel voor blanke gezinnen. Met harde hand wordt aan de “halfbloeden” de Engelse taal, godsdienst en cultuur opgelegd. De veertienjarige Molly ziet deze toekomst niet zitten en besluit te ontsnappen. Ze neemt haar tienjarig nichtje Gracie en haar zesjarig zusje Daisy mee. Molly weet dat ze het Rabbit-proof Fence moeten vinden omdat deze hen de weg naar huis kan tonen.
Het antikonijnenhek doorklieft Australië van noord tot zuid om te vermijden dat de konijnenplaag (lees “aboriginalplaag”) zich verder verspreidt. De meisjes gaan moeizaam vooruit door de desolate rimboe. Molly’s zusje is erg uitgeput en haar nichtje twijfelt of ze ooit hun moeder zullen vinden. Molly is echter pienter en vol moed en neemt de jongere meisjes op sleeptouw.
Gelukkig krijgen de meisjes op hun voettocht hier en daar ook hulp van goedwillige blanken en Aboriginals. Ze vechten niet enkel tegen de natuur, maar worden ook op de hielen gezeten door ‘blacktracker’ Moodoo. (Toen de Britten zich vestigden in Australië deden ze beroep op de lokale bevolking om hun weg te vinden en te overleven in het Australische landschap. De Aboriginals die hen dienden te gidsen en te voorzien van levensmiddelen in de natuur werden “Black trackers” genoemd.) De film insinueert een evolutie in het gedrag van Moodoo: aanvankelijk gaat hij gedreven op zoek naar de ontsnapte halfbloeden, maar later lijkt hij de blanke politie op het verkeerde been te zetten uit ontzag voor de moed en het doorzettingsvermogen van de meisjes.